Brief Sinterklaas aan parochianen van de Norbertusparochie

 

Sint Nicolaas laat weer van zich horen,
eenmaal per jaar mag wel van de koren.
Zij hebben meer op met Caecilia als met Sint,
maar toch goed dat hij weer begint.

Want er is veel gebeurd, ’t afgelopen jaar,
in en buiten de Kerk, ’t is waar.
Mensen onderweg van heind’ en ver,
net als die Drie op zoek naar een ster.
 

Hopend op een plaats van rust en vrede,
in Kempische dorpkes of de grote stede.
Maar gaan ze die wel kunnen vinden alhier?
Sommigen geven om hen geen zier.

Sinterklaas geeft dus het goede voorbeeld.
En zorgt dat elk mensenkind wordt bedeeld.
Hij rijdt geen huisje stillekes voorbij,
maar staat met vreemden, zij aan zij.

Zijn Pieten worden niet meer zwart gemaakt.
Vijandigheden naar kleurlingen zijn al lang gestaakt.
Waarom zijn ze dan van kleur verschoten?
Weg is de kinderlijke eerbied die zij genoten.

Gezonde vrees, groot verlangen en lichte huiver,
daarvoor gaf de goegemeente geen stuiver.
Gaat het hier om gedachten van grote mensen,
of om kinderharten die iets lekkers wensen?

Och, ik laat ze maar begaan
en blijf eendrachtig samen staan,
ik met mijn pietencollege vereend,
zodat geen enkel kind meer weent.

Goede mensen allemaal hier tesaam,
doet ook zo in Jezus’ naam.
Strooi goedheid en vreugde om u heen.
Laat uw hart niet worden als een steen!

Elk jaar weer mag ik u herinneren daaraan,
dat ge goed op weg bent gegaan.
’t Is niet groots en ’t is niet veel
maar van harte wat ik met u deel.

’t Is u gegund voor alle bidden, zingen en werken
en zo mag het u allen sterken.
Als bisschop kan ik alleen maar zeggen
dat ge alles in Gods en elkaars hand moet leggen.

Daar is het goed geborgen
alles wat is, vreugde en zorgen!
Nu, wellicht dat ik het hierbij laat,
hopend dat u de boodschap verstaat.

Er rest mij niets meer dan te zeggen: houdoe,
stel het wel en houd u allen goe.
Dan zie ik u wellicht volgend jaar weer.
’t is te zeggen: als ge braaf zijt, keer op keer.

Sinterklaas en Zwarte Piet

Printversie