Het lelijke schaapje, tweede zondag van de advent

Het gevlekte schaapje was intussen groter en groter geworden. En Cornelius armer en armer. Op een dag keek Cornelius somber naar het schaapje dat in een hoek lag. "Het is allemaal jouw schuld, lelijk beest. Ik moet van je af, want je brengt me alleen maar ongeluk. Morgen zet ik je af bij de slager. Die weet wel raad met jou. Misschien krijgen de mensen dan weer vertrouwen in mij en word ik weer de schapenhandelaar die ik was. Hup, naar je hok jij."

Die nacht besloot het bedroefde schaapje te ontsnappen. Ik ben misschien nergens goed voor, dacht hij, maar ik ga liever alleen op reis dan te eindigen bij de slager.

Op reis
Toen het buiten helemaal donker was, en Cornelius en de andere schapen sliepen, klom het schaapje over het hek en sprong de nacht in. De maan en de sterren stonden aan de hemel. Het was stil en koud. Maar het schaapje kon ertegen, want zijn vacht was inmiddels behoorlijk dik geworden. Hij liep door velden en weiden. Hij klom over hekken en sprong over greppels, totdat hij eindelijk onder een oude levensboom ineenzakte, in slaap viel en prachtig droomde.