Het geschenk voor het kind

In het verre oosten, heel ver hier vandaan, stond een groot paleis met prachtige torens. In dat paleis woonde de goede koning Baltasar. Ieder avond beklom hij een van de torens en keek dan urenlang naar de sterren.

De koning bezat een héél oud boek. Daarin had hij gelezen dat al die blinkende sterren de gouden letters waren van een brief die op de donkere hemel was geschreven. Als je die brief las, wist je precies wat er in de komende tijd zou gebeuren: of er oorlog of vrede zou komen, armoede of rijkdom, treurige of blijde dagen. En wie zou dat niet graag willen weten?

 

Een nieuwe ster!
Op een avond ontdekte koning Baltasar een nieuwe ster, die groter was en meer licht uitstraalde dan de andere. Zo’n prachtige ster had hij nog nooit gezien! Wat zou dit teken aan de hemel kunnen betekenen? Misschien kon hij dat in het oude boek vinden!

Snel ging hij naar zijn kamer. Hij pakte het boek, bladerde erin… en ja, daar stond het: ‘Er zal een ster aan de hemel verschijnen, groter en stralender dan een mens ooit heeft gezien. Dit is het teken dat er een Koning geboren is, die op aarde een Rijk van Vrede zal stichten.’
Als dat zo is, dacht Baltasar, dan wil ik die koning gaan begroeten. Ik houd meer van vrede dan van oorlog en ik weet hoe moeilijk het is de vrede te bewaren. De jonge Koning kan mijn hulp daarbij vast gebruiken.

Toen zette de koning zijn kroon op, sloeg een mantel om en droeg zijn dienaren op de kamelen te zadelen en alles in orde te brengen voor de lange reis. 

‘Mogen wij ook weten waar de reis naar toe zal gaan?’ vroegen de mannen. ‘Dat weet ik zelf nog niet’, zei Baltasar. ‘Maar kijk, wij volgen die ster.’ En hij wees hun de nieuwe ster.
De kamelen waren snel gezadeld, waarna de koning en zijn gezelschap konden vertrekken. Sommige dieren sliepen nog half en brulden ontevreden, toen de zware zakken met water en eten voor onderweg over hun rug werd gehangen.

 

Prins Irenus
Door al het lawaai in de vroege morgen was de jonge prins Irenus wakker geworden. Hij glipte snel zijn bed uit en zag dat zijn vader wilde vertrekken. Hij probeerde nog wat te roepen, maar Baltasar hoorde niets.
Irenus rende zo hard als hij kon de trappen af, naar hem toe. Onderweg struikelde hij bijna over zijn speelgoed. ‘Waar ga je heen, vader?’ vroeg hij buiten adem. ‘Er is een nieuwe Koning geboren. In de sterren staat geschreven dat hij de mensen vrede brengen zal. Ik ga de pasgeboren Vredesvorst begroeten’, vertelde Baltasar. ‘En dan schenk ik hem deze gouden beker.’ 'Mag ik ook mee, vader?’ ‘Nee, mijn kind. Jij moet gauw weer gaan slapen’, was het antwoord. Toen bliezen de kamelendrijvers op hun fluit en de karavaan vertrok.

Irenus ging weer naar binnen. Hij kroop niet in bed, maar kleedde zich vlug aan. Ik wil die pasgeboren Koning ook wel eens zien, dacht hij. Maar zo’n mooie beker heb ik niet … Ik geef hem mijn drie mooiste stukken speelgoed.
Eerst nam hij de bal die hij pas van zijn vriendje had gekregen. Hij glom bijna even mooi als de gouden beker! Toen stak hij zijn lievelingsboek onder zijn riem. En toen riep hij Pluto, zijn witte hondje.

Met Pluto aan de lijn sloop hij het paleis uit. Niemand zag hem gelukkig. Zelfs de poortwachter liet hem gaan, want die sliep. Oei, het werd al bijna donker! Maar gelukkig wees de ster hem de weg.

 

Irenus en het meisje
Irenus en Pluto liepen de hele nacht de ster achterna. Toen het ochtend werd hoorde hij in de verte iemand zacht snikken. Het was een meisje. ‘Waarom huil je?’ vroeg Irenus. ‘Niemand wil met me spelen’, snikte ze, ‘ik ben helemaal alleen.’ ‘Waarom wil niemand met je spelen?’ ‘Ze lachen me uit om m’n gescheurde rok’, antwoordde het meisje. ‘Neem deze bal dan maar, dan heb je ook een speelkameraadje’, zei Irenus vriendelijk. Zelf ging hij onder een boom wat rusten.

 

Irenus ontmoet de oude man
Pas toen het avond werd en de ster weer aan de hemel straalde, konden Irenus en zijn hondje verder gaan. Hun weg liep langs het meer. Daar lag een nijlpaard met een vogel op zijn rug. Irenus lette goed op zijn ster, zodat hij de weg niet kwijt zou raken.

De volgende ochtend stonden ze ineens voor een klein huis. Er kwam een oude man naar buiten. Hij keek erg verdrietig. ‘Wat scheelt eraan?’ vroeg Irenus bezorgd. ‘Ik ben oud en ziek’, klaagde de man. ‘Mijn benen doen pijn en willen niet meer goed vooruit. Daardoor zie ik nooit meer iets van de wereld.’ ‘O, maar daar weet ik wel raad op’, zei Irenus. ‘Ik geef u dit mooie boek, vol prachtige platen van bloemen en dieren. Die hebt u nu altijd om u heen.’ En samen bekeken ze het boek. ‘Er staan ook gedichtjes in’, riep de oude man verrast. ‘Nu ben ik nooit meer zo alleen.’

 

Irenus en de jongen in bed
Aan de derde nacht leek maar geen einde te komen. Irenus had blaren op zijn voeten en Pluto hinkte. Ze begonnen allebei hun vertrouwde bed te missen. Gelukkig konden ze een stukje in een bootje varen. Irenus hield de ster steeds goed in de gaten, zodat hij hem niet uit het oog verloor!

De volgende morgen kwamen ze bij een boerderij. Hier mochten ze wat uitrusten. Daar woonde ook een jongen, die net zo oud was als Irenus. Die jongen lag al maanden met een ziek been in bed. Hij werd wat jaloers toen hij de gezonde, sterke benen van Irenus zag. Opeens wilde hij niet langer met hem praten en verborg zijn gezicht in het kussen.

Irenus haalde Pluto erbij. Het hondje sprong meteen op het bed van de zieke jongen. Het besnuffelde hem en kietelde hem net zo lang tot hij zich lachend omkeerde en hem aaide. Toen wist Irenus wat hij zou doen. Hij drukte Pluto’s lijn in de hand van de zieke jongen en verliet stilletjes de boerderij.

 

Irenus rust uit
Toen hij buitenkwam, schoten de tranen in zijn ogen. Hij had nu alles weggegeven, zelfs zijn beste vriendje. Maar toen hij aan het arme meisje en de oude man dacht en de zieke jongen hoorde lachen, veegde hij zijn tranen gauw weg. Zo vlug hij kon liep hij nu door, zonder op de weg te letten. Hij struikelde, maar stond weer op, liep weer verder en struikelde opnieuw. Toen bleef hij liggen en viel in een diepe slaap.

Irenus werd pas wakker toen het donker was. Hij keek verward om zich heen. Had hij de hele dag geslapen? Hij voelde zich helemaal uitgerust en ging vrolijk verder. De dieren in het bos keken hem verwonderd na, maar hij lette alleen op de ster.

 

Irenus in de kerststal
Opeens bleef de ster boven een huisje stilstaan. Zou hier de pasgeboren Koning te vinden zijn? Maar dit is toch geen paleis? Irenus liep naar het huisje toe en deed voorzichtig de deur open. In het huisje zag hij een man en een vrouw. Ze bogen zich over een kind dat in een kribbe lag: dit moest de pasgeboren Koning zijn, de Vredesvorst.

Toen hij aan het licht gewend was, zag hij ook zijn vader en nog twee andere koningen. De drie koningen legden hun geschenken aan de voeten van het kind: een kostbare vaas met mirre, een zilveren schaal met wierook en de gouden beker van Baltasar.

Irenus maakte een buiging voor het kind. Hij durfde niet goed naar de moeder te kijken. Hij wilde vertellen dat hij met zijn bal een arm meisje, met zijn boek een oude man en met zijn hondje een zieke jongen had getroost … Hij wilde uitleggen waarom hij nu niets meer had om weg te geven… Maar hij kon niets meer zeggen. Het was net of zijn stem het niet meer deed.

De vrouw begreep hem, drukte Irenus tegen zich aan en fluisterde: ‘Dit kind is heel blij met jouw lege handen. Wat jij voor de anderen gedaan hebt, heb je ook voor hem gedaan. Dat is het mooiste geschenk voor het kind.’

Uit: Cornelis WilkeshuisHet geschenk voor het kind