Wiens beeld draag ik?

Steven Barberien

Steven Barberien

In de Diessense kerk hangt op het priesterkoor een prachtig schilderij uit de school van Rubens over de cijnspenning. Jezus toont een belastingmunt aan
de farizeeën en wijst met opgeheven vinger naar de hemel. “Geef aan de keizer wat aan de keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt.” En zo ontsnapt Jezus aan de sluwe val, die de Herodianen en de farizeeën hebben opgezet om Hem te kunnen betichten.  

Herodianen en farizeeën waren het niet met elkaar eens. Want de éne club was Romeinsgezind en de andere anti-Romeins. Je zou kunnen zeggen: NSB tegen het verzet, maar dan in een Joods-Romeinse context. Echter, in hun strijd tegen Jezus en zijn volgelingen vinden ze elkaar.  Huichelachtig hemelen ze Jezus op, om Hem daarna, zo hopen ze, ten val te brengen. Want als Jezus zou zeggen: “Je hoeft geen belasting te betalen”, dan kunnen de Herodianen Hem aanklagen bij de Romeinen als een oproerkraaier. En als Hij zou zeggen: “Je moet wel belasting betalen”, dan kunnen de farizeeën hem betichten van collaboratie met de
vijand. JA of NEE, de uitkomst zou hetzelfde zijn.

Maar Jezus laat zijn belagers vallen in de kuil die ze zelf hebben gegraven. Hij vraagt hun of ze een belastingmunt op zak hebben: “Laat maar eens zien.”
 En hiermee legt Jezus hét bewijs op tafel dat béide partijen meedoen met het Romeinse systeem, want ze hebben inderdaad zo’n munt op zak.

We moeten ons voorstellen dat dit tafereel zich afspeelt in de tempel bij de offerkist, waar geen Romeins geld, -dat onrein was-, in terecht mocht ko
men. Het moest omgeruild worden door de geldwisselaars bij de tempel, want Romeins belastinggeld was voor de ‘zaak van God’ ongeschikt. Zelfs met offergeld kon je nog geld verdienen...

Als nu de munt met het beeld van de keizer erop, toekomt aan de keizer, wat komt dan aan God toe? Wat bedoelt Jezus met: “Geef aan God wat aan God to
ekomt?” Misschien moeten we dan aan God geven wat het beeld van God in zich draagt... en dat is de mens. De mens is naar Gods beeld en gelijkenis geschapen.
 Als de munt toebehoort aan de keizer, dan behoort de mens toe aan God.

En dan staan we voor een vraagstuk, want dan moeten we gaan nadenken over onze persoonlijke verhouding tot God. Is onze levenswandel wel zo dat het beeld van God in ons nog wordt herkend? Of is mijn leven van dien aard dat de waarde ervan gedevalueerd is, verduisterd of verdwenen, omdat Gods liefde en goedheid geen weerspiegeling vinden in mijn bestaan? Aan wie behoor ik toe? Wiens beeld draag ik?
Amen.