Oplaaiend vuur

De H. Geest als duif in oplaaiend vuur

Cees Remmers

Oude verhalen en oude schilderijen vertellen ons dat na Jezus’ dood Maria in de kring van zijn eerste apostelen verbleef. Zij die het leven gaf aan Jezus, bracht ook leven terug in de kring van zijn uitgedoofde volgelingen.
Achter dichte luiken (beloken Pasen), vertelt de Bijbel, zitten ze verdrietig om zijn vroege, onverdiende dood en daardoor uitgeblust bijeen. Maar dan gaat er met Maria in hun midden toch weer een vuurtje branden; ze raken opnieuw begeesterd: de luiken gaan weer open, ze durven de straat op en hun boodschap wie Jezus was en wat hij wilde, wordt verstaan.

Dat was de eerste maar niet de laatste keer dat het evangelie eerst niet werd verstaan en christelijke denken leek uitgedoofd, maar dat het vuur toch weer oplaaide en mensen opnieuw bezielde. De geschiedenis laat zien dat het christendom vanaf het begin goede en uitbundige periodes heeft gekend, maar ook tijden dat het een kwijnend bestaan leidde, dat het leek te verdwijnen of dat het alleen nog leefde bij kleine groepen achter gesloten deuren…
In zo’n tijd lijken wij ook nu weer beland. Geloven mag nog wel, maar achter de voordeur, binnen de muren van een kerk, met de luiken dicht… 

Wat kunnen we daaraan doen? Weinig of niks. Dat hoort bij het leven; bij alle groei hoort lente en zomer maar horen ook tijden van herfst en winter. Zo zijn er zomerse tijden dat het evangelie wordt verteld, vertaald en verstaan, maar ook tijden waarin het evangelie onverstaanbaar wordt doorgegeven in oude, diepzinnige maar versleten woorden.

Met Pinksteren bidden we nog meer dan anders (en op voorspraak van Maria!) dat ons verwaterde geloof weer kleur en smaak krijgt; dat kerk en wereld luisteren naar elkaar en dat - geholpen door Gods Geest - kudde en herders elkaar beter leren verstaan.

Printversie