Morele-schuldsanering

Vergeving

Gust Jansen

Al ver voor de zogenaamde kredietcrisis raakte een aantal mensen tot op de dag van vandaag in de schulden, o.a. doordat ze meer geld uitgaven dan ze hadden, of geld leenden om bepaalde uitgaven te kunnen doen en dan te proberen het ene gat met het andere te dichten.
Geld geeft vrijheid, de mogelijkheid iets te doen. Door schulden raken mensen echter verstrikt en gevangen. Om opnieuw vrijheid te vinden is vaak schuldsanering nodig, een lang, moeizaam en pijnlijk traject, omdat je de feiten onder ogen moet zien.

Zo gaat dat ook met morele schuld. Koning David nam de vrijheid Bathseba aan zijn harem toe te voegen, en haar man in de strijd te laten sneuvelen. Het is de profeet Natan die David confronteert met dit misbruik van zijn macht en hem dwingt naar zijn eigen falen te kijken.

Ook morele schuld maakt dat mensen verstrikt raken en gevangen.
Je hoeft maar te kijken naar oude familieruzies. Op den duur weet niemand meer hoe het begonnen is, maar iedereen is gevangen geraakt in een wirwar van emoties, schuldgevoelens en boosheid. Het is dan vaak nodig dat iemand de eerste stap zet, dat er één is die naar zijn of haar eigen aandeel durft te kijken, die zijn of haar verlangen naar een nieuw begin laat blijken.

In het evangelie van vandaag is dat die naamloze vrouw, die op een bijna overdreven manier haar verlangen naar een nieuw begin laat zien. Met haar tranen maakt ze de voeten van Jezus nat; ze droogt ze af met haar haren, kust ze en zalft ze met balsem.
Deze vrouw zoekt bij Jezus vergeving. Ze wil bevrijd worden van haar verleden en een nieuw begin, een nieuwe start kunnen maken.

Vergeving is iets wat mensen elkaar kunnen schenken… Het is een ongelooflijke mogelijkheid van mensen om te vergeven. En vergeven is letterlijk: meer geven dan nodig is, meer geven dan moet. Vergeven doe je in vrijheid en het geeft ook een enorme vrijheid: het ontwart en maakt los, biedt de mogelijkheid een nieuwe start te maken. Het laatste wat Jezus tegen haar zegt, is: “Ga, in vrede!”

Wat mij eigenlijk vooral bezighoudt, is de vraag waarom deze vrouw vergeving zoekt bij Jezus. Ze stond toch niet bij Hem in het krijt? Datzelfde vraag ik me af bij koning David. Waarom zegt hij tegen de profeet: “Ik heb tegen de Heer gezondigd?” En niet: “Ik heb tegen Uria en Bathseba gezondigd?” Waarom bidden wij in het Onze Vader tot God: ‘…En vergeef ons onze schuld, zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven…’? Waarom zoeken wij in het gebed des Heren ook vergeving bij God en beperken wij ons niet tot de mensen aan wie we iets schuldig zijn?

Werkelijk schuldgevoel, een reëel schuldgevoel over ‘een scheve schaats’ die we eventueel gereden hebben, reikt soms blijkbaar dieper en verder dan de concrete persoon die het betreft. Het raakt ons in ons wezen; het raakt aan onze bestemming als mens, het raakt blijkbaar aan het beeld van God, dat wij als mens zijn… We zoeken op een of andere manier een herstel van ‘het oerbeeld, dat op de bodem van onze ziel ligt’ en blijkbaar wat krassen en deuken heeft opgelopen…

Er is altijd de mogelijkheid van herstel. Dat is de kern van de boodschap van het evangelie: bij God is altijd een nieuw begin mogelijk. Hij is een onuitputtelijke bron van vergeving, waaruit wij de moed kunnen putten om ook naar anderen toe te stappen en vergeving of een nieuw begin te vragen, óf anderen barmhartig een nieuwe start te gunnen… 

Printversie