Gods liefde niet op zolder zetten

Op zolder

Steven Barberien

Met dit feest van de Doop van de Heer is de kersttijd officieel afgerond. De meesten van ons hebben rond Driekoningen de stal en de kerstboom wel naar de zolder gebracht. 11 maanden wachten en dan halen we alles weer tevoorschijn. Het lijkt alsof de lezingen van vandaag daarop al vooruitlopen.

We herkennen de typische adventsproblematiek van verwachting, vertroosting, bekering, van iemand - een redder - die komen zal… En tegelijk zien we een terugblik naar die kerstnacht, toen de hemel openging en een stem aankondigde wat er aan de hand was… “Mijn geliefde Zoon”, zegt God.

Dit feest van het Doopsel van Jezus is een moment van terugblikken en vooruitzien, zoals we dat met ons eigen Doopsel kunnen doen. Beseffen wij wel dat toentertijd de hemel ook openging en dat God tot ons gezegd heeft: “Jij bent mijn veelgeliefd kind”. God heeft ons toen aangenomen als Zijn kind.

Wij, met onze vrije wil en onze diep menselijke verlangens, gaan soms wegen die niet Gods wegen zijn. De oproep tot bekering moet dus blijven klinken. Telkens weer moeten er ‘Johannessen’ zijn die ons daarop wijzen. 

Ons Doopsel is een gave én een opdracht. God biedt ons in Zijn grote barmhartigheid genade, heil en redding aan door het Doopsel, maar wijzelf moeten wel op die weg van de belangeloze liefde blijven. De liefde tussen Vader en kind is geen eenrichtingsverkeer. Liefde is een constant over en weer van vraag en antwoord. Liefde en wederliefde.

Het is dus te weinig als we ons Doopsel of ons geloof behandelen als de kerststal of de kerstboom. Enkele weken of momenten per jaar komen ze ons van pas. We maken er graag gebruik van en beleven er plezier aan, maar… daarna… onverbiddelijk de zolder op.

God en Zijn liefde kun je niet opsluiten op zolder en Hem er alleen afhalen als je Hem nodig hebt. Hij is geen zakdoek die je even uit je broekzak trekt, wanneer je tranen in je ogen hebt van verdriet. En die je weer wegstopt als de tranen gedroogd zijn.

“Jij bent mijn kind, Ik zie jou graag.” Dat heeft God tegen ieder van ons gezegd. Zijn liefde en zorg, die trouwens geen einde of beperking kennen, heeft Hij gegeven. Let op! Gegeven, niet beloofd als beloning voor het goede dat we doen, of als we naar Hem luisteren… Neen, liefde op voorhand gegeven…

Zo’n liefde, zo’n gave, zet je niet weg op een stoffige zolder maar die laat je een heel jaar lang in de kamer van je hart staan!

Amen.

Printversie