Geduld hebben met jezelf, met anderen en met God

geduld hebben met God

Cees Remmers

De Israëlieten waren in de oudheid de eersten die niet in allerlei goden, maar slechts in één God geloofden. En van die ene God van hen mochten ze geen beeld  maken, en elke naam die je hem gaf, was te veel gezegd of te weinig, tenzij die ene naam die Mozes meekreeg: Hij die is, was en zijn zal.

De Israëlieten waren altijd onderweg met hun kudde, overal en nergens thuis. Ze geloofden dus in een God die, net als zij, zonder vaste woon- of verblijfplaats was en die je dus niet kon opsluiten in een tempel en niet kon vangen in een beeld, maar hij trok met hen mee, Hij leek misschien nog het meest op het vuur waarin hij tot Mozes sprak, het altijd andere vuur, waaraan je je branden en warmen kunt. Of op de wind, die je voelt maar niet pakken kunt. En als ze hem een naam zouden geven was het de naam die Mozes meekreeg: Hij die er is, was en zijn zal!

Het oude Bijbelverhaal vertelt ons dat Mozes God niet te dicht mocht en kon naderen.

Het evangelie vertelt ons echter dat God dichter bij de mens gekomen is. Hij die is, is ons nabijgekomen in Jezus. En hij, het mens geworden beeld van God, vertelt in heel zijn doen en laten in allerlei verhalen en veelzeggende parabels hoe God is en hoe Hij hoopt dat mensen zouden zijn.

Vandaag vertelt Jezus in de parabel over de onvruchtbare vijgenboom dat God geduld met mensen heeft en mensen dus geduld moeten hebben met elkaar.

“Hak om”, zegt de eigenaar van de boomgaard, als hij ziet dat de boom na drie jaar nog geen vrucht draagt, “hak hem om”. Maar de tuinman vraagt om uitstel, om een nieuwe kans: “Laat me de grond rond die boom nog eens omspitten, nog eens wat extra mest geven aan deze ene boom; misschien dat hij volgend jaar dan wel vruchten draagt… Omhakken kan altijd nog…”

Geduld hebben, leert Jezus ons vandaag: geduld als iemand niet doet wat je wilt. Als iets niet gaat zoals je hoopt, als je geen resultaat ziet, ga er dan niet met de botte bijl in; heb geduld!

Het kan al wel vijftien jaar geleden zijn, dat ik een kaart kreeg van een lid van Luciani; hij woont nu in Finland en studeerde toen in Engeland. Er stond in grote gekleurde letters op: God give me patience but hurry... God geef mij geduld maar wel opschieten…

Kortgeleden las ik een prachtig boek van de Tsjechische priester en vertrouweling van Vaclav Havel, Tomáš Halík. Vóór in dat boek staan drie kleine zinnetjes op een hele pagina:
Hopen is geduld hebben met jezelf, liefde is geduld hebben met een ander, geloven is geduld hebben met God.

Hopen is geduld hebben met jezelf: je had zo graag een ander huis, een nieuwe baan, een rug die minder zeer doet, kinderen die wat meer thuiskomen, een korte winter en een langere lente… Hopen is geduld hebben met jezelf.

Liefde is geduld hebben met een ander: weer zijn jas niet opgehangen, zijn voeten niet geveegd; jij moet nu stofzuigen, ik zit net met de krant; wie gaat er nou op zondag het gras maaien… Liefde is geduld hebben met een ander...

En geloven... Geloven is geduld hebben met God… Onze hulp is in de naam van de Heer, maar waar was je toen onze oudste ernstig ziek bleek; en 's avonds bij het journaal denk ik wel ooit: waar ben je, God, wanneer ga je er iets aan doen; ik heb Onze Lieve Heer van het kruis af gebeden, maar het is alleen maar erger geworden… ik kan nog maar moeilijk bidden… Geloven is geduld hebben met God...

Printversie