Doen wat we vieren en belijden

Gust Jansen

Gust Jansen

Ik weet niet hoe het u vergaat bij het horen van deze eerste lezing vandaag. Gaandeweg willen veel mensen tegenwoordig dit soort taferelen niet meer horen.

En tóch: overal en in alle tijden zagen mensen in ‘bloed’ het symbool van het leven zelf. Het was voor de joden teken van leven: door die besprenkelingen met bloed werd het verbond van het leven gevierd. Zo - was het gevoel en de gedachte van het joodse volk van toen – ontstaat ’bloedverwantschap’ tussen God en zijn volk; zo ontstaat liturgie, zo ontstonden sacramenten.

Tot op de dag van vandaag klinkt dat woordje ‘bloed’ door in onze liturgie…, nog steeds als uitdrukking van onze verbondenheid met het Leven met een hoofdletter. Ook vandaag víeren we dit voor óns hier heilig teken, in de eucharistie, een sacrament.

Maar - zo las ik ergens - “kan dat nog wel, dat heilig spel van brood en wijn? Hoe lang mogen we daarmee doorgaan, met ’s zondags doen wat we ’s maandags eigenlijk niet of nauwelijks waarmaken? Mankeert er iets aan dat breken en delen? Aan ons? We mogen het ons afvragen.”
Ben ik me bewust van de betekenis, de inhoud, de consequentie van dat Brood en die Beker, het zogenaamde ‘Lichaam en bloed van Christus’, dat we zeggen te ontvangen?

In de loop der eeuwen hebben gelovigen Jezus’ Boodschap steeds meer verengd tot de hostie, het heilig Brood zelf, gaandeweg verworden tot een middel bij uitstek om in het hiernamaals te kunnen rekenen op het eeuwig leven. Geloven werd meer een devotie en een privégebeuren dan een weg ten leven.

Als reactie hierop komt in de 13de eeuw het feest van Sacramentsdag, waarmee gezegd wilde worden: “Het gaat wel degelijk om Jezus en Zijn Boodschap!” Het gaat om Brood ten leven. Want te communie gaan, de communie ontvangen is je ‘verbinden’ aan Jezus’ manier van leven, dat ons doen en laten daardoor steeds meer moet gaan bepalen… We gingen ermee - devoot nog - de straat op, met de monstrans in de hand. “Ontvang wie je bent en word wat je ontvangt”, zei Augustinus ooit in dit verband.

Word wat je tot je neemt: lichaam van Christus. Dat betekent nogal wat. Dat vraagt om je schouders te zetten onder het kruis dat anderen dragen; er willen zijn voor wie wegkwijnen uit eenzaamheid, wie dorsten naar levensvreugde en wie vertwijfeld zoeken naar levenszin. Het doet een beroep op je, om je brood te delen met wie hongeren, toekomst te bieden aan wie vastzitten in het verleden. Pas dan - buiten deze muren - vormen we samen wat we ontvangen: Lichaam van Christus.

Maar hoe vaak zijn we ons dat bewust? Laten we dat gebeuren? Vaak zijn we zo vol van onszelf dat daarvoor geen ruimte is, en zijn we onze, deze wezenlijke bloedverwantschap snel vergeten.

Sacramentsdag. Het gaat vandaag niet alleen om wat er met het brood en de wijn gebeurt, maar ook om wat er met jou en mij gebeurt… Daartoe vieren wij -  staande dus in een lange traditie -  eucharistie, juist vandaag!

“God dienen dus en de naaste als jezelf”, binnen en buiten de muren van ons samen vieren. Dat is wat Norbertus – verbeeld met een monstrans in zijn hand, en wiens feestdag wij hier deze dagen vieren – heeft verkondigd, en wat paus Franciscus ons in onze tijd op het hart wil drukken. Dat we vooral doen wat we vieren en belijden: “Onze handen uit de mouwen, onze handen soms gevouwen…!”

Moge Sacramentsdag ons begeesterd - net als die apostelen toen, met Pinksteren - op weg sturen, de straat op, naar mensen om ons heen, in het leven van alledag…